Deze tegelset heb ik bedacht om te gebruiken in een vraag van de Nationale Wetenschapsquiz 2014.
De vraag luidde: Wat kun je zeggen over de verhouding tussen de aantallen strikjestegels (links) en bootjestegels (rechts) wanneer een heel groot vlak zonder overlappingen en openingen bedekt wordt met deze tegeltjes?
Op de onderstaande foto zie je hoe in de uitzending wordt uitgelegd welke regelmaat er in het patroon zit.
Door de inkepingen en uitstulpingen kunnen de tegels namelijk maar op één manier een patroon vormen. Dit patroon heeft geen regelmaat zoals je meestal ziet, namelijk een regelmaat waarbij je, door het patroon 'over zichzelf' te verschuiven, je deze weer precies kan laten samenvallen met zichzelf. Dit heet translatie-symmetrie. Deze soort symmetrie is bij deze twee tegels onmogelijk.
Ondanks dat, is het toch mogelijk om een gigantisch groot vlak te bedekken met deze tegeltjes. Dit gaat door middel van de zogenaamde inflatie. Dit is een iteratieproces dat lijkt op het proces waarmee fractals worden gemaakt. De twee tegelvormen zijn namelijk in het groot te vormen met de oorspronkelijke tegels. Een grotere boot kun je samenstellen uit twee hele bootjes, zes halve bootjes en drie strikjes, zie hieronder links. Een grotere strik kun je maken met twee strikjes en zes halve bootjes.
Het bijzondere is, dat je dit proces eindeloos kunt herhalen: Met de grotere boten en strikken kun je nóg grotere boten en strikken vormen, waarbij de halve bootjes keurig op elkaar aansluiten en zo hele bootjes opleveren. Met die nóg grotere boten en strikken kunnen nóg grotere gigaboten en strikken gelegd worden en met deze gigaboten en strikken nóg weer grotere megaboten enstrikken enzovoort enzovoort.
Met eenvoudige matrixrekening kun je in dit iteratieproces telkens de aantallen strikjes en bootjes berekenen.
In het schema hieronder zie je hoe de aantallen bij elke stap groter worden wanneer je begint met één strik en twee boten die tegen elkaar aan liggen.
Start |
1e opdeling |
Totaal na eerste opdeling |
De 8 strikjes en 13 bootjes geven bij 2e opdeling |
Totaal na tweede opdeling |
De 55 strikjes en 89 bootjes geven bij 3e opdeling |
Totaal na derde opdeling |
1 strik |
2 strikjes, 3 bootjes |
2 + 6 = 8 strikjes |
16 strikjes, 24 bootjes |
16 + 39 = 55 strikjes |
110 strikjes, 165 bootjes |
110 + 267 = 377 strikjes |
2 boten |
6 strikjes, 10 bootjes |
3 + 10 = 13 bootjes |
39 strikjes, 65 bootjes |
24 + 65 = 89 bootjes |
267 strikjes, 445 bootjes |
165 + 445 = 610 bootjes |
Deze totalen komen ook in de rij van Fibonacci voor (elk volgend getal is de optelling van de twee voorafgaande getallen):
1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144, 233, 377, 610, …
Van deze rij is bekend dat de verhouding tussen twee opeenvolgende getallen steeds dichter naar de Gulden Snede verhouding nadert (die verhouding is, afgerond op drie decimalen, 1 staat tot 1,618).
Dit type semiperiodieke betegelingen (of quasi-periodieke betegelingen) is eind jaren ’60 en in de jaren ’70 van de vorige eeuw ontdekt door met name Raphael Robinson en Roger Penrose.
De strikjestegel en de bootjestegel zonder inkepingen en uitstulpingen werden wel al vanaf de 11e eeuw of zelfs eerder in Perzië gebruikt om prachtige mozaïeken te ontwerpen. Ze dienden als zogenaamde prototegels of ‘Gireh-tegels’ (Het Perzische woord Gireh of Girih betekent ‘knoop’). Kenmerkend voor deze tegels is, dat ze in het uiteindelijke mozaïek niet zichtbaar zijn. Maar ze geven wel de structuur van het gehele tableau aan.
In een artikel van Peter Lu en Paul Steinhardt (Science, feb 2007) wordt gesuggereerd dat men destijds ook bekend was met a-periodieke betegelingen. Hier is echter geen enkel bewijs voor. Het artikel van Lu en Steinhardt veroorzaakte een schandaal omdat het aperte onjuistheden bevatte en een misleidende verbinding legde tussen islamitische geometrische patronen en de Penrose-kites-and-darts-betegelingen. Ook verzuimden ze melding te maken van een reeds eerder gepubliceerd artikel van Emil Makovicky hierover.
Peter Cromwell corrigeerde Lu en Steinhardt in een artikel gepubliceerd in de Mathematical Intelligencer, 2008 .
Een opmerkelijke andere eigenschap van de twee tegelvormen is ook, dat een bootje een ϕ x zo grote oppervlakte heeft als een strikje. Dit betekent dat, wanneer je naar de oppervlakteverhouding van een betegeling van deze strikjes en bootjes kijkt, deze oppervlaktes zich verhouden als:
1 : ϕ-kwadraat, dit is ongeveer 1 : 2,618.
In de islamitische wereld zijn de tegels zelf niet meer zichtbaar op mozaïeken, maar wel de lijnen die op de tegels getekend worden:
Dit detail uit een tableau in Qom, Iran (foto Prof. J. Hogendijk), toont de vliegers en andere vormen die dan ontstaan. Ook de regelmatige tienhoek is gebruikt als prototegel. Op die tienhoek wordt dan een tienpuntige ster getekend (op de foto van het mozaïek uit Qom zijn die linksboven en rechtsonder voor een kwart zichtbaar).
Er zijn talloze andere voorbeelden bekend van prachtige ornamenten.